Het is prachtig weer buiten. Al weken eigenlijk. Een paar vrolijke zonnestralen schijnen zo door het raam op mijn druk typende vingers. Zo blijven ze lekker warm. Ik ben nog steeds thuis aan het werk, al meer dan drie weken nu, zoals het overgrote merendeel van Nederland. En dat zal voorlopig nog wel even zo blijven.
Dat het prachtig weer is, is zowel een vloek als een zegen. Een zegen, omdat… Tja, dat lijkt me duidelijk. De zon maakt ons gelukkig, vitamine D is goed voor onze gezondheid en alle kinderen kunnen fijn buitenspelen, nu ze niet naar school kunnen. Een vloek, omdat… We nu alleen nog maar liever naar buiten willen dan wanneer het pijpenstelen regent. Uitwaaien op het strand, het terras op in het weekend en langs bij familie of vriendin voor een borreltje in de tuin. De lente is geopend.
Maar dat mag niet. Niet allemaal. En het kan ook niet trouwens, niet allemaal. Want alles is gesloten of dreigt met sluiting. We zijn in een ‘intelligente lockdown’ beland, zoals we dat in Nederland dan mooi verwoorden. Een lockdown met een eigen mening, zeg maar. Je wordt geacht enkel van huis weg te gaan als je niet anders kunt; als je een vitaal beroep hebt of als je door je voordeelpak toiletpapier heen bent. Of voor andere dingen, waarvan we zelf mogen bepalen of we die echt nodig achten.
We zijn onzeker. Als land, en als ieder individu in dit kleine kikkerlandje. Als een rechter die zijn wetboek kwijt is. En als een dokter die niet voldoende medische middelen ter beschikking heeft.
Bijvoorbeeld voor een blokje om, dat mag gelukkig nog. Een beetje beweging kan geen kwaad tenslotte. Als je onderweg iemand tegenkomt houd je netjes anderhalve meter afstand. Makkelijk. Het wordt wat lastiger wanneer je een bekende tegenkomt. Elkaar gedag zeggen is toch ongemakkelijk zonder drie kussen, een knuffel of een hand, op anderhalve meter afstand. Je bent toch al gauw geneigd om dichterbij te gaan staan dan van ons wordt gevraagd.
Zo ook wanneer we toch bij elkaar op bezoek gaan. Want: dat mag nog. Je mag nog steeds drie personen naast je eigen huishouden in je huis (of tuin) verwelkomen. Zolang je maar anderhalve meter afstand houdt. En dat is dus precies lastig.
Ik doe druk mijn best om die afstand te bewaren. Ik ga aan de andere kant van de tafel zitten, wat strikt genomen vaak geen anderhalve meter afstand geeft. Ik loop ongemakkelijk met een boog om mensen heen, in hun eigen huis, wat niet altijd lukt. En ik loop anderhalve meter achter iemand aan wanneer ik ze bij de deur uitzwaai als ze naar huis gaan. Bezoek trekt zelf de deur achter zich dicht. Toch, strikt genomen, weten we volgens mij allemaal geen anderhalve meter afstand te bewaren. Enerzijds omdat het extreem gek en ongemakkelijk is, anderzijds omdat het gewoon niet lukt. Je deinst niet ineens anderhalve meter achteruit als een ander toch dichterbij jou komt dan je zelf misschien zou willen. Je stapt toch nog bij een ander in de auto. En: vertel kinderen maar eens dat ze anderhalve meter afstand moeten bewaren. Zeker als ze dit bij, of van, anderen niet hoeven.
Het zorgt bij mij voor een innerlijke strijd. Ik wil me graag aan de maatregelen houden, want ik wil het virus graag zo snel mogelijk weer uit kunnen zwaaien. Maar ik wil ook niet bestempeld worden als iemand die enorm overdrijft. En ik wil niet naar mijn familie roepen: ‘houd alsjeblieft anderhalve meter afstand’. Dat doen zij tenslotte ook niet richting mij.
Soms zou ik het liefst helemaal binnenblijven, of in ieder geval rondom huis. Niet bij familie op bezoek, geen vrienden over de vloer. Ik ben ook nog zwanger namelijk. En ondanks dat je dan in Nederland niet in de categorie ‘risicogroep’ valt, is dat in andere landen anders, en ben ik toch wel verantwoordelijk voor nog iemand, naast mijzelf. Ik lees me suf. Op aanraden van iedereen, want ‘er staat nergens dat je meer risico loopt als zwangere’. Maar, weten we dat eigenlijk wel? Een aantal weken geleden hoefden we ons ook geen enorme zorgen te maken over de verspreiding van het coronavirus in Nederland. Hoefden we niet binnen te blijven. Hoefden we ons geen zorgen te maken over besmetting als we niet uit een risicogebied kwamen. Ondertussen zijn we zelf één groot risicogebied, samen met heel de rest van de wereld. En niemand weet precies wat we moeten doen om de verspreiding tegen te gaan.
We zijn onzeker. Als land, en als ieder individu in dit kleine kikkerlandje. Als een rechter die zijn wetboek kwijt is. En als een dokter die niet voldoende medische middelen ter beschikking heeft. En dat is eng. En laat bovendien veel ruimte voor eigen invulling en eigen interpretatie. Niemand doet het fout, en niemand doet het goed, want niemand weet eigenlijk precies hoe het nu allemaal moet. ‘Het gaat erom dat je je best doet’ hoor ik wel eens wanneer ik mijn onzekerheden uit over hoe om te springen met de maatregelen. En eigenlijk zit er niets anders op. Dat is het. En daar doe ik het dan maar even mee. Dat betekent dat ik soms dan maar liever als een kluizenaar thuisblijf en soms, al dan niet per ongeluk, een meter afstand aanhoud in plaats van anderhalve. Ik doe mijn best, en meer dan je best kun je niet doen, werd mij vroeger altijd verteld.